Naar begin Terug

Knapenkoor Sint Cecilia

Ooit trefoefeningen gedaan, gregoriaans gezongen, van Justine Ward gehoord? Nee, lees dan maar verder en je zult nog versteld staan. We gaan terug naar het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Meer dan 65 jaar geleden dus. We hadden hier op Koewacht nog twee aparte scholen. De meisjesschool die gerund werd door de zusters Franciskanessen van Oudenbosch, in het gebouw aan de Schoolstraat achter Gesticht St. Clara. Aan de Eikenlaan stond de St. Aloysiusschool voor jongens. Op deze laatste school was in de 1e klas (tegenwoordig groep 3) meester Piet Apers benoemd die nogal gek was van muziek. En dit is eigenlijk nog zacht uitgedrukt. Als je bij hem in de klas zat was je de hele dag aan het zingen. Dat begon al 's morgens als je nog maar net binnen was. Even een paar minuten zingen. Na de Godsdienstles even zingen, na de rekenles, de taalles, de schrijfles en ga zo maar door. Telkens werden de lessen onderbroken om even een liedje te zingen of te oefenen. Want oefening baart kunst; dat was het motto. Hij gebruikte daarvoor de bundels "Kinderzang en Kinderspel". Het zal je dan ook niet verwonderen dat men in minder dan een jaar de gehele eerste bundel uit het hoofd kende en vrolijk aan het tweede deel begon. O, en dat was nog maar een klein onderdeel van het muziekonderwijs dat er gegeven werd. Altijd stond er wel een notenbalk ergens op het linkse of rechtse bord getekend. Zo leerde men in de loop van het eerste leerjaar ook nog eens noten lezen. Dat viel om eerlijk te zijn niet mee. Hele en halve noten kon je nog wel bevatten, maar als er dan ook nog een bes of een gis in het lied voorkwam begon het toch wel een beetje te duizelen.

Gelukkig begonnen de meeste liedjes met een Sol-sleutel vooraan de notenbalk, maar daar bleef het natuurlijk niet bij. Op den duur kwam ook de C-sleutel te voorschijn. Weer een graadje moeilijker.

Om onze vaderlandsliefde te ontwikkelen werden er liederen geleerd uit het kleine maar vrij dikke boekje (282 liedjes) van Job Pollmann en Piet Triggers "Nederlands Volkslied". Ik heb het dan over liederen als "Piet Hein", onze beroemdste zeerover die verheerlijkt werd, "Merk toch hoe sterk", "Die winter is vergangen", "Het Ros Beyaard",  "Wel Annemarieken", "Drie schuintamboers", en natuurlijk het Wilhelmus. Met Koninginnedag moesten we dit kennen, want dan stond de hele school op het plein voor het gemeentehuis hier op Koewacht om het volkslied te zingen. Op het bordes stond burgemeester Dierick.

Wat ik ook nooit zal vergeten zijn de ritme- en trefoefeningen tijdens de les. Treffen is het met sprongetjes zuiver zingen van noten. Je moest dus de juiste toon treffen. Dat begon natuurlijk gemakkelijk met de gewone toonladder: "Do-re-mi-fa-sol-la-si-do" en weer terug. Dan ging je sprongetjes maken zoals: "Do-mi-sol-do-sol-mi-do". Zo werd het steeds moeilijker en moeilijker. Waarom ik dit niet vergeet? Wij moesten naast de bank staan en onze armen en handen daarbij gebruiken. Armen gestrekt recht vooruit en dan met de noten mee omhoog en omlaag. Een trucje dus om met je handen de hoogte van de noten aan te geven. Later is mij duidelijk geworden waar meester Apers deze methodiek vandaan had nl. de muziekonderwijsmethode van Justine Ward. Zij was een Amerikaanse muziekpedagoge die een methode geschreven had voor het katholieke basisonderwijs. Tijdens zijn opleiding aan de kweekschool St. Gerardus Majella in het Brabantse Dongen had Piet Apers deze methode als lesmateriaal bestudeerd en geloof me, de Ward lesboeken stonden en staan nog steeds barstensvol met trefoefeningen en dat is maar een klein onderdeel van de WARD-methode.


Wil je meer weten over Justine Ward,

klik dan op de groene knop.

Justine Ward bekeerde zich op 22-jarige leeftijd tot het katholicisme. De muziekmethode die ze schreef was ook speciaal bedoeld voor katholieke basisscholen. Daarom was het streven erop gericht om de kinderen weer meer gregoriaans op school teleren. Ze konden dan tijdens de mis in de kerk meezingen met het koor. En ja hoor, daar komt het volgende hoofdstuk tijdens de muziekles om de hoek kijken nl. gregoriaans. Op een standaard voorin de klas stond een enorm groot liedboek vol gregoriaanse gezangen, inclusief notenbalken. Omdat deze notenbalken toch iets afwijken van de reguliere, moesten we dat eerst middels trefoefeningen onder de knie krijgen. Daarna kwam het hele repertoire latijnse gezangen die tijdens de eredienst in de Katholieke kerk werden gezongen aan de beurt: Kyrië, Sanctus, Agnus Dei. Later werd dit nog uitgebreid met o.a.: Gloria en Credo. Dit allemaal omdat Justine Ward werd geïnspireerd door Paus Pius X die het gregoriaans promootte.


Hiernaast zie je een voorbeeld van een gregoriaans muziekboek zoals dat bij ons op een standaard voorin de klas stond.

JustineWard

Het koor

O ja, dit artikel gaat toch over het knapenkoor? Dat is heel juist, maar zonder deze inleiding en zonder de kennis van het muziekonderwijs op de jongensschool zul je nooit inzicht krijgen in de grote bloei van het Koewachtse koor. Vanuit deze achtergrond is dit stuk geschiedenis goed te begrijpen.


Het koor is klein begonnen. Zo'n 16 jongens behoorden tot de eerste "lichting". Dit was begin vijftiger jaren. We weten dat omdat in Dagblad De Stem van 21 april 1954 er sprake is van het DEBUUT van het koor tijdens de Paasnacht. En met succes, aldus de krant. Dit was dus de eerste keer dat het koor in het openbaar optrad. Vanaf dat moment ging het in een stroomversnelling. Er ging geen gelegenheid voorbij of de zangers waren van de partij: Kerstmis, Pasen, Pinksteren, Processie door het dorp, gouden - of diamanten bruiloften, bezoeken aan het ziekenhuis in Sluiskil en zelfs bedevaarten naar Beauraing in België. Uit krantenberichten verderop in dit verhaal zal dit helemaal duidelijk worden.



Als paters gekleed

In 1957 was er een heel bijzondere plechtigheid in de kerk van Koewacht. De oudste groep zangers van het knapenkoor werden "gekleed". Ze kregen een wit paterskleed (albe) aan, compleet met kap (schouderdoek), koord om hun middel (singel) en een houten kruis om hun nek. Hiernaast kun je het artikel lezen uit de krant van 4 april 1957.

Hoe was meester Apers op dit idee gekomen? Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij het beroemde Franse koor "Les petits chanteurs à la croix de bois" ontdekt en ook gezien. Misschien niet in het echt, maar dan zeer zeker wel op foto's of op de hoes van een van hun platen. Vrij vertaald luidt de naam van het koor "De zangertjes van het houten kruis", verwijzend naar het kruis van Christus en gesymboliseerd door het kruis om hun nek. Dit koor bestond al sedert 1907 en was wereldberoemd. Hieronder een foto uit 1936. De kleding is eigenlijk identiek aan die van het Koewachtse knapenkoor.



Wil je meer weten over het beroemde Franse koor, klik dan op de groene knop. Je kunt daar ook muziek beluisteren.

CroisDeBois

De plechtigheid

Laten we eens kijken hoe het er aan toe ging bij de plechtigheid waarin de knapen werden "gekleed". De ouders waren uiteraard uitgenodigd, maar ook veel belangstellenden waren in de kerk aanwezig. Het duurde een paar uur, maar zoiets zag je ook niet elke dag. Het was in ieder geval uniek voor deze streek.

Lees het krantenartikel hiernaast…..

Koorleden komen naar voren met de paramenten op de arm

Acolieten gaan de zangers voor

Koorleden staan te wachten voor de communiebank

Een voor een werd iedereen aangekleed

Zo zag het koor er vanaf dat moment uit

 Het krantenbericht hierboven vertelt het hele verhaal. Wij doen de foto's erbij op de juiste volgorde. Dan wordt zeker alles duidelijk.

De plechtigheid werd geleid door pastoor Ligthart, de toenmalige pastoor van de parochie van de H.H. Philippus en Jacobus. Hij werd geassisteerd door een viertal acolieten en natuurlijk Piet Apers als dirigent en directeur van het knapenkoor.


Zo'n kleed aantrekken was even een handigheid. Eerst moest je de kap op je hoofd zetten en met een lint onder je kin vastbinden. Vervolgens het kleed (albe) over je hoofd aandoen. Dan het kruis om je nek vastmaken, ook met een koordje. Daarna mocht je de kap voorzichtig naar achteren van je hoofd doen. Als laatste kon je het dikke koord met de knopen om je middel vastmaken.


Als we een uitvoering in de kerk hadden moesten we ons aankleden in de gang op de meisjesschool. Achter in de gang was de toenmalige bibliotheek waar we 's zaterdags boeken konden lenen. Voor de bibliotheekruimte was een brede gang. Daar hadden we voldoende plaats om met de hele groep ons aan te kleden. Als iedereen klaar was gingen we te voet naar de kerk.Het gebeurde wel eens dat het regende en dan moesten we zorgen voor voldoende paraplu's zodat het hele zaakje niet kletsnat werd. Gingen we elders zingen, b.v. In het ziekenhuis te Sluiskil, dan namen we alles mee en verkleedden we ons ter plekke voordat we optraden.


De volgende groepen

Toen de eerste groep werd "gekleed" zat de tweede groep al in de startblokken. Ze mochten op de eerste rij zitten en goed kijken wat er allemaal gebeurde en vooral hoe alles in zijn werk ging. Spannend, dat zeker, maar bij de tweede groep ging het toch weer niet helemaal op dezelfde manier. Er werd toen gebruik gemaakt van de reeds geïnstalleerde groep.

De oudere knapen fungeerden als een soort ouderlingen en stonden in vol ornaat opgesteld achter de jongsten. Je ziet deze opstelling op de grote foto hieronder. Ten minste dat leek zo. Het kan natuurlijk ook zijn dat het gewoon onderdeel was van het toneelstuk dat opgevoerd werd. Na deze plechtigheid kon je een koor bewonderen van meer dan 30 leden; indrukwekkend.


Geknield op het priesterkoor

De vredeswens na de installatie

Krantenberichten

Uit een aantal krantenberichten die hier staan afgedrukt kun je lezen waar het koor zoal opgetreden heeft. Nergens staat echter dat we zowat elke zondag een van de drie latijnse missen moesten zingen. Dat was vanzelfsprekend en kwam dan ook niet in de krant. Hier een paar artikelen.

De tweede groep koorleden met de paramenten op de arm

Geld en spelen

We waren een bevoorrechte groep op Koewacht. We mochten bij heel veel gelegenheden aantreden en stonden meestal op de beste plaats om alles te zien. Zo zaten we in de kerk meestal op het oksaal en konden de hele menigte bekijken. Ik herinner mij nog de begrafenis van kapelaan van Lierop in de basiliek in Hulst. Een zeer moeilijke Requiemmis, maar de moeite waard om vanuit de hoogte de gehele basiliek te overzien.


Een ander voorrecht was dat we zo af en toe met het koor op reis gingen. Soms was dat een bedevaart naar Beauraing maar soms ook een soort schoolreisje. Op de foto zie je de jongens in Vlissingen bij Michiel de Ruyter staan.


Om het koor draaiende te houden en alle kosten te kunnen betalen zoals het vervoer moest er gewerkt worden. Ook in die tijd kon je met het inzamelen van oud papier de nodige financiën bij elkaar sprokkelen. Daar werd dan ook fanatiek aan mee gewerkt. Iedereen probeerde individueel, of gezamenlijk zo veel mogelijk kranten en tijdschriften mee naar school te nemen. Daar werd alles op de zolder boven het portiek opgestapeld. Het was alleen al een feest om met een groep op de zolder van de school te werken. Normaal mocht je daar niet op, behalve enkele leerlingen van de 6e klas in de Sinterklaastijd. Die moesten dan de kleintjes de stuipen op het lijf jagen door op de houten zolder te stampen.

Als er ongeveer een een vrachtwagen aan oud papier lag, kwam de "voddenboer" van den Berge uit Terneuzen om alles op te laden. Dat was dan meestal op een zaterdag. Zo veel mogelijk leerlingen konden dan een handje toesteken. Tijdens het laden werd er tussen de kranten en tijdschriften driftig gesnuffeld naar pikante literatuur. En dat zat er meestal ook tussen. Vlug onder de trui tussen de broekriem zodat we er later van konden genieten. Alleen zorgen dat je niet gesnapt werd. Zo hielp iedereen mee om financieel rond te komen.

Met de steekkar de hele buurt af om oud papier

Op de zolder van de school

Een vrachtwagen vol met oud papier

Een uitstapje naar Vlissingen

Vrije veren

Het was een beetje oorlog in Zeeuws-Vlaanderen. In den Haag werd besloten dat er betaald moest worden om de Schelde over te steken met de veerpont. De mensen die in Zeeuws-Vlaanderen woonden voelden zich daardoor afgesloten van de rest van Nederland. Stel je voor: Moeten betalen om in je eigen land te reizen. De aanvoerder van de protesten, Honoré Colsen uit Sluiskil, organiseerde overal bijeenkomsten om de politiek tot andere gedachten te brengen. Niets hielp. Daar zouden wij wel even verandering in brengen. Met de bus van August Maes uit Heikant trokken we met het koor naar den Haag om op het Binnenhof te gaan protesteren. Gewapend met vlaggen met daarop "Wij eisen VRIJE VEREN" trokken we door den Haag en maakten we het Binnenhof onveilig. Helaas heeft ook dit protest niets opgeleverd en zijn we zelfs nu geen steek verder gekomen. We moeten nog steeds voor de overtocht betalen, al is het sedert enkele jaren voor de Westerscheldetunnel.

Bezetting van het Binnenhof door het knapenkoor uit Koewacht

Einde verhaal

Het koor bestaat niet meer. Al lang niet meer. Een knapenkoor heeft een beperkte bezetting. Zodra de aanwas stagneert, krimpt de bezetting. Als Piet Apers vertrekt als leerkracht op de lagere school zie je dat alles anders wordt. Je moet het koor verlaten als de haargroei onder je oksels begint. De stem "keert" heet dat. Je krijgt de baard in de keel. De hoge tonen zijn niet meer bereikbaar. Zo is er een einde gekomen aan het knapenkoor St. Cecilia te Koewacht. Het was een mooi avontuur; een geweldig initiatief maar nu helaas verleden tijd. Een stukje geschiedenis.

Een van de jongste (en laatste) groepen op het kerkplein

Nog even een fotootje voor in de krant

Lunchpauze tijdens een van de reisjes